Quotes from God’s Word
|
+
Quotes from God’s Word
|
+
|
+
Voorgaande
|
|
+
Voorgaande
|
Nu zie ik waarachtig, dat er bij God geen aanzien van personen bestaat; 35 maar dat al wie Hem vreest en gerechtigheid doet, Hem welgevallig is, tot welk volk hij ook hoort.
36 Dit is het woord, dat Hij aan de kinderen van Israël heeft verkondigd toen Hij de blijde boodschap bracht van vrede door Jesus Christus: Hij is de heer van àllen.
37 Gij weet, wat er na het doopsel, dat Johannes gepredikt heeft, van Galilea af door heel Judea is gebeurd. 38 Hoe God Jezus van Nazareth met de Heilige Geest en met kracht heeft gezalfd, hoe hij weldoende rondging en velen genas, die door de duivel werden beheerst, omdat God met hem was.
39 En wij, wij zijn getuigen van alles wat hij gedaan heeft in het land van de Joden en in Jeruzalem. Hem hebben ze aan het hout geslagen, en gedood; 40 maar God heeft hem de derde dag opgewekt en hem laten verschijnen: 41 niet aan heel het volk, maar aan de getuigen, door God voorbeschikt: aan ons, die met hem gegeten hebben en gedronken na zijn verrijzenis uit de doden.
42 En ons heeft hij de opdracht gegeven, aan het volk te prediken en te getuigen, dat hij door God is aangesteld als Rechter van levenden en doden. 43 Van hem getuigen al de profeten, dat ieder. die in hem gelooft, vergiffenis van zonden verkrijgt door zijn naam.
44 Nog was Petrus aan het woord, toen de Heilige Geest op allen neerdaalde, die naar de toespraak stonden te luisteren. 45 De gelovigen uit de besnijdenis die met Petrus waren meegekomen, stonden verbaasd, dat de gave van de Heilige Geest ook over de heidenen was uitgestort; 46 want ze hoorden hen in talen spreken, en God verheerlijken.
Toen hernam Petrus:
47 Zou iemand het water kunnen weigeren, en deze mensen niet dopen, die toch de Heilige Geest hebben ontvangen, juist zoals wij?
48 En hij beval, hen te dopen in de naam van Jezus Christus.
Toen verzochten ze hem, enkele dagen te blijven.” (Handelingen 10:34-48)
Wij als schapen in de wereld blijven om ons heen kijken. Op de groene weiden waar we kunnen grazen, als we goed kijken, zien we een door de opperherder naar de velden gezonden helper om ervoor te zorgen dat de schapen allemaal bij elkaar worden gedreven en naar de stal worden gebracht.
De herder loopt regelrecht naar de poort. De poortwachter opent het hek voor hem en de schapen herkennen zijn stem. Hij roept zijn eigen schapen bij hun naam en leidt ze naar buiten. Als hij ze er allemaal uit heeft, leidt hij ze en ze volgen omdat ze bekend zijn met zijn stem.
Ook voor degenen die in het donker waren en de ster hebben zien oplichten, zullen ze de stem van een vreemde niet volgen, maar zullen ze zich verspreiden omdat ze niet gewend zijn aan het geluid ervan.
Zij hoorden de stem van God, Die hun deze herder gaf om te volgen. Die gezondene van God zei tot zijn discipelen
« Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u, Ik ben de deur van de schapen. » (Joh. 10:7 Darby)
In de duisternis waren genoeg andere herders, maar dat zijn niet de goede.
« Allen die vóór mij zijn gekomen, zijn dieven en rovers; maar de schapen hoorden hen niet. » (Joh. 10:8 Darby)
Goed om te merken dat de goede schapen niet luisterden naar de schapendieven. Zij zagen de bliksemende ster, de Poort om doorheen te gaan.
« Ik ben de deur: als iemand door mij binnengaat, zal hij zalig worden, en hij zal ingaan en uitgaan en weide vinden. » (Joh. 10:9 Darby)
We willen verzorgd worden, bereid zijn om vrij in en uit te gaan en weidegrond te vinden.
Na lang grazen, moeten wij schapen, er niet meer aan twijfelen wie die goede herder kan zijn. Het is degene die door de Opperherder is gezonden, die is gekomen zodat de schapen echt en eeuwig leven kunnen hebben, meer en beter leven dan ze ooit hebben gedroomd. Hij is de Goede Herder. De Goede Herder die de schapen voor zichzelf stelt, offert zichzelf op als het nodig is.
« Ik ben de goede herder. De goede herder geeft zijn leven voor de schapen: » (Johannes 10:11 Darby)
Vandaag zijn we samen als schapen die belangrijk voor hem zijn. Allen die in onze ecclesia bijeen zijn kijken op naar hem die gezonden is door de Opperherder. Deze gezondene is de Goede Herder die zijn eigen schapen kent en zijn eigen schapen kennen hem. Het is op dezelfde manier dat de Vader hem kent, en dat deze goede herder de Vader kent.
’15 Zoals de Vader Mij kent en Ik de Vader; en ik geef mijn leven voor de schapen. 16 En ik heb nog andere schapen die niet van deze kooi zijn; ook die moet ik brengen, en zij zullen mijn stem horen; en er zal één kudde zijn, één herder. » (Joh. 10:15-16 Darby)
We weten dat de goede herder naast de schapen in deze kooi nog andere schapen heeft. We zien uit naar de dagen dat hij hen ook naar het huis van de Opperherder zal kunnen brengen. Daarom zullen zijn broeders en zusters als helpers van de goede herder de wereld ingaan om de schapen te roepen.
Zij die de Goede Boodschap zullen horen, zullen ook de stem van de herder herkennen. Dan zal het één kudde zijn, één Herder. Die herder ging zelfs zo ver dat hij vrijwillig zijn leven aflegde, vrij om het weer op te nemen.
« Daarom heeft de Vader mij lief, omdat ik mijn leven afleg om het weer aan te nemen. » (Joh. 10:17 Darby)
Degenen die met de pelgrims op pad zijn gegaan, volgen nu de uitgezonden herder van wie niemand iets kan wegnemen. In hem vertrouwen wij dat hij dit gezag persoonlijk van zijn Vader heeft ontvangen. Aan hem kunnen we zien hoeveel God de wereld liefhad.
Niemand hoeft vernietigd te worden; Door in Hem te geloven, kan iedereen een heel en eeuwig leven hebben.
« Want alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een ieder, die in Hem gelooft, niet verloren ga, maar eeuwig leven hebbe. » (Joh. 3:16 Darby)
Toen de apostelen rondtrokken om het Goede Nieuws te verkondigen kwamen ze soms broeders tegen die met hen mee optrokken. Zo gingen er zes broeders met Simon Petrus mee naar een man mee die in zijn huis een boodschapper van God (een engel) die had gezegd iemand Petrus uit te nodigen. Cornelius had zo gehoord dat die Petrus hem iets had te zeggen waardoor hij met al zijn huisgenoten zou worden gered. (Handelingen 11:12-14) Petrus laat ons weten:
“15 Toen ik nu begon te spreken, daalde de Heilige Geest op hen neer, juist zoals vroeger op ons. 16 En ik herinnerde mij het woord, dat de heer heeft gesproken
« Johannes doopte wel met water, maar gij zult met de Heilige Geest worden gedoopt ».
17 Als God dan aan hen dezelfde gave geschonken heeft als aan ons, die in de heer Jesus Christus geloven, wie was ik dan wel, dat ik God zou kunnen tegenwerken? (Handelingen 11:15-17)
Toen Petrus echter dat goede nieuws van die nieuw gedoopten, welke geen Joden waren, bekend maakte, waren er heel wat die bezwaren uitten. Meerdere gelovigen waren geschokt omdat Petrus met heidenen gegeten had en zelfs van dingen genoten had welke een Jood onrein acht. Om heidenen tot de christelijke gemeenschap toe te laten zonder hen te besnijden, is in de apostolische tijd heel wat te doen geweest. Maar Lukas maakt ons goed duidelijk dat de apostelen aan Petrus’ kant stonden.
In de vroegere Geschriften hadden de profeten vaak geprofeteerd dat na de komst van de Messias de gemeente van God uit alle volken zou worden verzameld. In die tijd van de apostelen zal dit echter eerst zo geïnterpreteerd zijn dat de heidenen zich bij de Wet van Mozes zouden aansluiten om een plaats in de geloofsgemeenschap te vinden. Nu er meer heidenen zich wensten aan te sluiten bij « De Weg » bleek men voor een ongekend dilemma te staan. Kon men die goy of niet-Joden zomaar zonder besnijdenis toelaten om ook lid te worden van het broederschap in Christus.
Voor velen leek het eerst wel een smet te werpen op Gods heilige verbond, toen de heidenen zich verenigden met de kinderen van Abraham in één lichaam en tegelijkertijd bepaalde Joodse gebruiken afschaften. Deze mensen begrepen niet zo snel het mysterie waarvan Paulus leert dat het vanaf de schepping van de wereld voor de engelen verborgen is geweest.
“en het Bestel te doen zien van het heilsgeheim, dat van eeuwigheid verborgen was in God, de Schepper van alle dingen;” (Efeziërs 3:9)
Iedereen hoorde er bewust van te zijn dat God een Plan heeft met de wereld en daarin passen alle mensen. Zo zullen ook niet-Joden Gods stem kunnen horen en tot Hem kunnen komen.
18 Toen ze dit hadden gehoord, berustten zij er in, verheerlijkten God, en zeiden:
Dus heeft God ook aan de heidenen de bekering tot leven geschonken.” (Handelingen 11:18)
Die bekering gaat verder door tot in onze tijd waar nog steeds niet-Joden zich wensen aan te sluiten bij die gemeenschap die zich getrouw wil toewijden aan Jehovah. Aldus konden we afgelopen weekend de bevestiging krijgen dat ook hier in België drie mannen zoals Cornelius mee in de boot willen stappen om onder Christus te komen.
We mogen nu uitkijken naar hun doop, waarbij zij zullen ondergedompeld worden in het water als symbool van het dood gaan in het oude wereldse leven met daarna op te staan in de nieuwe wereld van Christus.
++
Meer dan 2000 jaar geleden was er in Palestina een Joodse Nazareen met de naam Jeshua ben Josef (Jeshua de zoon van Josef), hier beter gekend onder de naam Jezus Christus, die door God zelf als Zijn eniggeboren geliefde zoon werd verklaard. Na zijn kinderjaren, waarvan we weinig weten, werd hij een groot onderwijzer die zijn bediening begon „om getuigenis af te leggen van de waarheid”
37 Toen zei Pilatus tegen hem: ‘U bent dus toch een koning?’ Jezus antwoordde: ‘U zegt zelf dat ik een koning ben.+ Hiervoor ben ik geboren en hiervoor ben ik in de wereld gekomen: om te getuigen van de waarheid.+ Iedereen die aan de kant van de waarheid staat, luistert naar mijn stem.’+ (Johannes 18:37)
21 Toen de mensen zich lieten dopen, werd ook Jezus gedoopt.+ Terwijl hij bad, werd de hemel geopend+22 en de heilige geest daalde in de gedaante van een duif op hem neer. Ook klonk er een stem uit de hemel: ‘Jij bent mijn geliefde Zoon. Ik heb je goedgekeurd.’+
23 Toen Jezus+ met zijn werk begon, was hij ongeveer 30 jaar.+ De mensen kenden hem als de zoon
van Jozef,+
de zoon van Eli,
Dat ‘getuigen’ (martureo) en ‘getuigenis’ afleggen sloeg op het ‘verklaren’, ‘duidelijk maken’, ‘bevestigen’ en ‘gunstig spreken over’ Diegene Die Jezus gezonden had naar deze wereld. Jezus getuigde van waarheden waarvan hij overtuigd was en verkondigde ze. Maar daarnaast bevestigde hij door zijn manier van leven de waarheid van het profetische woord en de beloften van zijn hemelse Vader.
20 Want hoeveel beloften van God er ook zijn, ze zijn ja geworden via hem.+ Daarom zeggen we ook via hem amen tegen God,+ die daarmee wordt geëerd. (2Kor 1:20).
Gods voornemen in verband met het Koninkrijk en de Messiaanse Regeerder ervan was in detail voorspeld. Jezus heeft door zijn hele leven op aarde, dat eindigde in zijn offerdood, alle profetieën over hem vervuld, inclusief de schaduwen of voorafbeeldingen in het wetsverbond.
16 Laat niemand jullie oordelen om wat je eet en drinkt+ of om de viering van een feestdag of de nieuwemaan+ of een sabbat.+17 Die dingen zijn een schaduw van toekomstige dingen,+ maar de werkelijkheid is de Christus.+ (Kol 2:16, 17)
10 De wet is een schaduw+ van de toekomstige goede dingen+ maar niet de werkelijkheid zelf. Daarom kan hij* aanbidders nooit met dezelfde slachtoffers die elk jaar opnieuw worden gebracht tot volmaaktheid brengen.+(Heb 10:1).
Er kan dus gezegd worden dat Jezus in woord en daad ‘getuigde van de waarheid’.
Voor Jezus, de aardse zoon van de ambachtsman Jozef uit het geslacht van Eli, ging het niet over waarheid in het algemeen maar over de waarheid in verband met Gods voornemens. Een belangrijk element van Gods voornemen is dat Jezus, de ‘zoon van David’, als Hogepriester en Regeerder van Gods Koninkrijk dient.
1 Het boek van de geschiedenis* van Jezus Christus, zoon van David,+ zoon van Abraham.+ (Mt 1:1).
Jezus legde uit dat het bekendmaken van de waarheid over dat Koninkrijk een belangrijke reden was voor zijn komst naar de mensenwereld, zijn leven op aarde en zijn bediening. De engelen verkondigden een vergelijkbare boodschap vóór en ten tijde van Jezus’ geboorte in Bethlehem in Judea, de stad waar David geboren was.
31 Luister! Je zult zwanger worden* en een zoon krijgen,+ en je moet hem Jezus noemen.+32 Hij zal groot zijn+ en de Zoon van de Allerhoogste worden genoemd.+ Jehovah God zal hem de troon van zijn vader David geven.+33 Hij zal voor eeuwig als Koning over het huis van Jakob regeren en aan zijn Koninkrijk zal geen eind komen.’+ (Lu 1:31-33)
10 Maar de engel zei tegen ze: ‘Wees niet bang, want ik kom jullie goed nieuws vertellen dat het hele volk grote vreugde zal brengen. 11 Vandaag is in de stad van David+ jullie redder+ geboren. Hij is Christus, de Heer.+12 Zo kunnen jullie hem herkennen: jullie zullen een baby vinden die in doeken gewikkeld is en in een voederbak ligt.’ 13 Plotseling was er bij de engel een groot hemels leger*+ dat God loofde en zei: 14 ‘Glorie in de hoogste hoogten aan God, en vrede op aarde+ onder mensen van goede wil.’ (Lukas 2:10-14).
We zien dus dat Jezus geboren is, dus een begin heeft (dit terwijl God geen begin noch einde heeft). Betreft zijn laatste drie en een half jaar van zijn verblijf op aarde hebben we getuigen verslagen opgetekend door zijn uitverkoren discipelen (de apostelen Mattheüs, Markus, Lukas en Johannes).
Tijdens zijn bediening leidde Jezus zijn 12 apostelen op, zodat die na zijn dood zijn werk konden verder zetten. In zekere zin gaf hij te kennen dat eigenlijk alles rond de liefde draait. In een van de bekendste redevoeringen in de geschiedenis, de Bergrede genaamd, leerde Jezus zijn discipelen hoe zij liefde voor medemensen moesten tonen. In die redevoering ligt voor de volgers van Christus de belangrijkste leerstelling aan welke ze moeten voldoen.
Jezus gaf te kennen dat we tegenover anderen een houding moesten aannemen welke we liefst zouden hebben dat deze ook naar ons aannamen. Hij zei:
„Alle dingen dan die gij wilt dat de mensen voor u doen, moet ook gij insgelijks voor hen doen” (Mattheüs 7:12).
Dit beginsel noemt men de Gulden Regel. Tot de „mensen” die Jezus hier noemde, behoren zelfs iemands vijanden. In dezelfde redevoering zei hij:
„Blijft uw vijanden liefhebben en blijft bidden voor hen die u vervolgen” (Mattheüs 5:44).
Die houding wordt er van iedereen die zich christen durft noemen verwacht. Spijtig genoeg vinden we dat niet veel terug bij velen die zich christen noemen. Het zou namelijk heel wat beter gaan in de wereld moesten gelovigen zich aan die gulden regel houden. Ook de Indiase jurist en politicus, Mohandas Karamchand Mahatmi Gandhi was die mening toegedaan. Hij zei:
„Wanneer [wij] het op basis van de leringen die Christus in deze Bergrede heeft vastgelegd, eens zouden worden, zouden . . . de problemen . . . van de gehele wereld opgelost zijn.”
Jezus’ leringen omtrent liefde kunnen, als ze worden toegepast, de plagen van de mensheid genezen.
Jezus hield zich helemaal aan de wensen van zijn hemelse Vader en verspreide die liefde zonder er iets voor in de plaats te wensen. Zo moeten christenen ook Jezus zijn onderwijs in praktijk brengen en naar anderen toe hun liefde ten toon spreiden.
Jezus had een sterke gevoel van medelijden dat hem bewoog anderen hulp te bieden. Wat Jezus ten behoeve van anderen deed, was niet beperkt tot geestelijk onderwijs. Hij verleende ook praktische hulp door mensen te genezen en voedsel te verlenen. Jezus verrichtte de meeste van zijn wonderen in het openbaar. Zelfs zijn tegenstanders, die bij elke gelegenheid aanmerkingen op hem trachtten te maken, konden niet ontkennen dat hij wonderen deed (Johannes 9:1-34). Bovendien hadden zijn wonderen een doel. Ze hielpen mensen Jezus te identificeren als degene die door God aangekondigd en gezonden was.
14 Toen de mensen het wonder* zagen dat hij had gedaan, zeiden ze: ‘Dit moet wel de Profeet zijn die in de wereld zou komen.’+ (Johannes 6:14).
Toch verzetten de mensen zich tegen die profeet van God. Velen riepen zelfs dat hij moest gedood worden.
God had gezegd dat het loon dat de zonde betaalt, de dood is. Maar God wenste dat de mens heerlijk zou kunnen blijven leven. Omdat God veel van ons houdt, heeft hij Zijn zoon Jezus gestuurd om dat ‘loon’ voor ons te betalen. Door middel van Jezus’ offerdood heeft God het voor mensen mogelijk gemaakt om eeuwig te leven in een paradijs op aarde. Jezus zei:
‘God heeft de wereld zozeer liefgehad dat hij zijn eniggeboren Zoon heeft gegeven, opdat een ieder die geloof oefent in hem, niet vernietigd zou worden, maar eeuwig leven zou hebben’ (Johannes 3:16).
De dood van Jezus is dus niet alleen een bewijs van Gods gerechtigheid, maar meer nog, van Zijn liefde voor mensen.
12 Dus door één mens is de zonde in de wereld gekomen en door de zonde de dood,+ en zo heeft de dood zich tot alle mensen uitgebreid omdat ze allemaal hebben gezondigd.+13 Want er was al zonde in de wereld voordat de wet er was, maar zonde wordt niemand aangerekend als er geen wet is.+14 Toch heeft de dood vanaf Adam tot Mozes als koning geregeerd, zelfs over hen die niet hadden gezondigd met eenzelfde overtreding als Adam, die overeenkomst vertoont met hem die zou komen.+
15 Maar de gave verschilt van de overtreding. Want als door de overtreding van één mens velen zijn gestorven, dan hebben de onverdiende goedheid van God en zijn vrije gave door de onverdiende goedheid van de ene mens,+ Jezus Christus, voor velen des te meer te betekenen!+16 Ook heeft de vrije gave een andere uitwerking dan de zonde van de ene mens.+ Want het vonnis na één overtreding was veroordeling,+ maar de gave na veel overtredingen was een rechtvaardigverklaring.+17 Want als door de overtreding van de ene mens de dood via hem als koning heeft geregeerd,+ dan is het des te zekerder dat via de ene persoon, Jezus Christus,+ degenen die de overvloed van de onverdiende goedheid en van de vrije gave van rechtvaardigheid+ ontvangen, zullen leven en als koning zullen regeren!+
18 Zoals één overtreding dus voor alle soorten mensen tot veroordeling heeft geleid,+ zo leidt ook één daad van rechtvaardiging ertoe dat alle soorten mensen+ rechtvaardig worden verklaard voor leven.+19 Want zoals door de ongehoorzaamheid van de ene mens velen zondaars werden,+ zo zullen ook door de gehoorzaamheid van de ene persoon velen rechtvaardig worden.+ (Romeinen 5:12-19)
Dat wat Jezus voor de mensheid heeft gedaan, zichzelf als loskoopoffer aan God aan te bieden, om ons vrij te kopen, is reden genoeg om meer over hem te weten te komen en hem dankbaar te zijn voor dat losgeld en de mogelijke verzoening met God, alsook door ons geloof in hem, de kans van een vrije gave van rechtvaardigheid en een toekomstig zalig leven zonder einde.
God en Zijn gezondene liefhebben leiden tot rechtvaardiging.
De bijbel maakt duidelijk dat Jezus werd opgewekt en dat hij nu als Koning van Gods koninkrijk op de troon is geplaatst.
15 De zevende engel blies op zijn trompet.+ Er klonken luide stemmen in de hemel die zeiden: ‘Het koninkrijk van de wereld is het Koninkrijk van onze Heer+ en van zijn Christus+ geworden, en hij zal voor altijd en eeuwig als koning regeren.’+ (Openbaring 11:15).
Jezus zei:
„Dit betekent eeuwig leven, dat zij voortdurend kennis in zich opnemen van u, de enige ware God, en van hem die gij hebt uitgezonden, Jezus Christus” (Johannes 17:3; 20:31).
Inderdaad, kennis in u opnemen van Jezus Christus kan eindeloos leven in het Paradijs betekenen.
+
Voorgaande
++
Het is essentieel dat de persoon die zich bij de Christadelphians wil aansluiten de Bijbelse leerstellingen onderschrijft.
Van doopkandidaten wordt verwacht dat ze getuigenis afleggen van hun geloof in slechts één Ware God, Jehovah de Almachtige Schepper van hemel en aarde. Het is ook naar Die Ene Ware God dat de Christadelphian zijn gebeden zal richten vol vertrouwen.
“Jesus antwoordde hem: Er staat geschreven: « Ge zult Jehovah, de Heer uw God aanbidden, en Hem alleen dienen ».” (Lukas 4:8)
“God is een geest, en wie Hem aanbidden, moeten in geest en waarheid aanbidden.” (Johannes 4:24)
Van een Christadelphian wordt verwacht dat deze de Enige Ware God lief heeft en Zijn Wetten nakomt met het volle verstand. De Wetten van Christus liggen omsloten in de Wet van God en zoals Jezus de Wil van God deed moeten wij ook de Wil van God doen en ons houden aan de Wetten van Christus en de Wetten van God.
“Welnu, wanneer de heidenen, die de Wet niet bezitten, natuurlijkerwijze de voorschriften der Wet onderhouden, dan zijn ze zonder de Wet zichzelf tot wet.” (Romeinen 2:14)
“Maar vóórdat het geloof is gekomen, waren we opgesloten onder de bewaking der Wet, totdat het geloof zou worden geopenbaard.” (Galaten 3:23)
“Draagt elkanders lasten; zo zult gij de Wet van Christus volbrengen.” (Galaten 6:2)
“Welnu, wanneer gij de koninklijke wet volbrengt, overeenkomstig de Schrift: « Ge zult uw naaste liefhebben als uzelf, » dan doet gij wèl;” (Jakobus 2:8)
“Jehovah’s vriendschap geldt hun, die Hem vrezen, Hij maakt hen deelachtig aan zijn Verbond.” (Psalmen 25:14)
“Vertrouw op Jehovah met heel uw hart, Verlaat u niet op uw eigen inzicht;” (Spreuken 3:5)
“Jesus zei hem: « Gij zult Jehovah, de Heer uw God beminnen met heel uw hart, met heel uw ziel en heel uw verstand. »” (Mattheüs 22:37)
“Maar dit is het Verbond, dat Ik sluit Met Israëls huis na deze dagen, zegt Jehovah. Mijn wetten zal Ik prenten in hun verstand, Ik zal ze schrijven op hun hart; En Ik zal hun God, Zij zullen mijn volk zijn!” (Hebreeën 8:10)
Naast te geloven in Jehovah als de enige ware God moet men ook geloven in God Zijn gezonden zoon Jezus Christus als de beloofde Gezalfde mensenzoon en Loskoper, de Messias of Verlosser.
“En zie, een stem uit de hemel sprak: Deze is mijn beminde Zoon, in wie Ik mijn welbehagen heb.” (Mattheüs 3:17)
“Want zo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij zijn eengeboren zoon heeft gegeven: opdat allen die in hem geloven, niet verloren zouden gaan, maar het eeuwige leven zouden hebben.” (Johannes 3:16)
“Ook de Mensenzoon is niet gekomen om gediend te worden, maar om te dienen, en zijn leven te geven tot losprijs voor velen.” (Mattheüs 20:28)
“die zich gaf als losprijs voor àllen. Zo luidt de getuigenis voor onze tijd;” (1 Timotheüs 2:6)
“Christus heeft ons verlost van de vloek van de Wet, door voor ons tot vloek te worden; — want er staat geschreven: « Vervloekt wie hangt aan het hout »;” (Galaten 3:13)
“opdat hij allen zou loskopen, die staan onder de Wet, en wij het kindschap zouden beërven.” (Galaten 4:5)
“En God heeft hem aangewezen als zoenoffer door het geloof in zijn bloed, om zijn rechtvaardigheid te tonen bij het dulden van vroegere zonden” (Romeinen 3:25)
“Hij is een verzoening voor onze zonden; en niet voor de onze alleen, maar ook voor die van heel de wereld.” (1 Johannes 2:2)
Gereinigd door Jezus’ bloed moeten wij ons ook rein houden en er alles aan doen om niet te zondigen. Zelfs als zouden we voor hebben dat we kwaad zijn, moeten we die boosheid zo vlug mogelijk afleggen en laten we zeker zelf geen boosdoeners worden of verkeerde dingen gaan doen.
“ook wordt volgens de Wet nagenoeg alles door bloed gereinigd, en zonder bloedstorting is er geen vergiffenis.” (Hebreeën 9:22)
“Maar wanneer we wandelen in het licht, zoals hij in het Licht verkeert, dan is er gemeenschap tussen ons beiden, en reinigt het bloed van Jesus, Zijn zoon, ons van alle zonde.” (1 Johannes 1:7)
“Geliefden, laat ons, in het bezit van zulke beloften, ons reinigen van iedere smet naar lichaam en geest, en in de vreze Gods onze heiliging voltooien.” (2 Corinthiërs 7:1)
“Wordt gij toornig, zondigt dan niet; de zon ga niet onder over uw toorn;” (Efeziërs 4:26)
“Vlucht de ontucht! Iedere zonde, die de mens bedrijft, is buiten het lichaam, maar de ontuchtige zondigt tegen zijn eigen lichaam.” (1 Corinthiërs 6:18)
“Immers niemand van u mag lijden als moordenaar of dief, als misdadiger of oproermaker;” (1 Petrus 4:15 Canis)
Het komt er dus op aan dat men waardig de naam Broeder in Christus draagt, door zelf te proberen een evenbeeld te zijn van Jezus Christus. Zoals hij de Wil van God deed, moeten Christadelphians ook de Wil van God naleven. Zij die willen behoren tot de geloofsgemeenschap van Christadelphians moeten aldus bereid zijn om de leefregels en normen van de Christadelphians na te leven, zoals het vermijden van immoreel gedrag, roken, drugsgebruik en andere zondige praktijken.
Het christen zijn brengt niet enkel dat men moet geloven in Christus Jezus, de zoon van God, maar dat men hem ook moet navolgen en zijn leven daarnaar moet opbouwen.
“Hiertoe immers zijt gij geroepen; want ook Christus heeft geleden voor u, en u een voorbeeld nagelaten, opdat gij zijn voetstappen zoudt volgen.” (1 Petrus 2:21)
“Want ik heb u een voorbeeld gegeven, opdat ook gij zoudt doen, zoals ik ú heb gedaan.” (Johannes 13:15)
“Wie beweert, in hem te blijven, die moet wandelen zoals hij heeft gewandeld.” (1 Johannes 2:6)
“5 L at dezelfde gezindheid onder u heersen, als ook in Christus Jesus was. 6 Want hoewel Hij Gods gestalte bezat en zijn gelijkheid met God geen roof hoefde achten,” (Filippenzen 2:5-6 Canis)
“Weest mijn navolgers, zoals ik het ben van Christus!” (1 Corinthiërs 11:1)
Een voortreffelijk gedrag is belangrijk zodat niemand negatief over de gelovige kan spreken. Hierbij is ook een juist gedrag belangrijk om God en Zijn volk tot eer te strekken, zonder dat er enige smet of laster op de bediening kan komen. Wij behoren zelfs voorbeelden in ons gedrag te zijn.
“Leidt onder de heidenen een voorbeeldig leven, opdat zij uw wandel, waarover ze thans u als boosdoeners lasteren, uit uw goede werken zullen leren kennen op de dag der bezoeking, en dan glorie zullen brengen aan God.” (1 Petrus 2:12)
“En velen zullen hun losbandigheid volgen; door hun toedoen zal de weg van de Waarheid worden gelasterd.” (2 Petrus 2:2)
“3 Op geen enkel punt geven we aanstoot, opdat er geen smet op de bediening valt. 4 Integendeel, op alle punten strekken we onszelf tot aanbeveling, als dienaren Gods: Door het grootste geduld, In verdrukking, nood en benauwdheid;” (2 Corinthiërs 6:3-4)
“1 Legt dan af alle boosheid, valsheid, huichelarij, afgunst en alle kwaadsprekerij. 2 Weest, als pasgeboren kinderkens, begerig naar onvervalste geestelijke melk, om daardoor op te groeien tot zaligheid,” (1 Petrus 2:1-2)
“4 Want aan de jonge vrouwen moeten ze leren, bezonnen te zijn, haar mannen en kinderen lief te hebben; 5 zich te beheersen, kuis te zijn, huishoudelijk en goedig; onderdanig ook aan haar mannen, opdat Gods woord niet gelasterd wordt. 6 Vermaan eveneens de jonge mannen, zich in alles te beheersen; 7 toon hun uw eigen voorbeeld van goede werken, zuiverheid in de leer, eerbaarheid, 8 gezonde, onberispelijke taal, zodat de tegenstander beschaamd mag staan, daar hij van ons geen kwaad kan zeggen.” (Titus 2:4-8)
“Zeker, niemand mag uw jeugd verachten; maar wees gij dan ook een voorbeeld voor de gelovigen in woord en in wandel, in liefde, in geloof en in onschuld.” (1 Timotheüs 4:12)
“Wie is er onder u wijs en verstandig? Hij tone door eerzame wandel zijn werken, met wijze zachtmoedigheid gepaard.” (Jakobus 3:13)
Als men Christadelphian wil worden moet men durven afstand nemen van de begeerten van deze wereld en zich niet meer laten vormen door dit samenstel van dingen, maar veranderd worden door de hervorming van de geest, terwijl men de oude persoonlijkheid, die men had in de tijd van de onwetendheid, aflegt voor goed.
“Vormt u niet naar deze wereld, maar hervormt u door vernieuwing van inzicht, opdat gij onderscheiden moogt, wat de wil is van God, wat goed is, welbehagelijk en volmaakt.” (Romeinen 12:2)
“14 Voegt u, als gehoorzame kinderen, niet naar uw vroegere lusten uit de tijd van de onwetendheid; 15 maar weest heilig in heel uw wandel, zoals hij heilig is, die u riep. 16 Want er staat geschreven: « Weest heilig, omdat ik heilig ben. »” (1 Petrus 1:14-16)
“22 met betrekking tot uw vroeger gedrag moet gij de oude mens afleggen, die door bedriegelijke begeerten te gronde gaat; 23 gij moet u vernieuwen naar de inwendige geest; 24 gij moet de nieuwe mens aantrekken, die naar Gods beeld is geschapen in ware gerechtigheid en heiligheid.” (Efeziërs 4:22-24)
“9 bedriegt elkander niet. Want gij hebt de oude mens afgelegd met zijn practijken, 10 en de nieuwe mens aangetrokken, die tot beter inzicht vernieuwd is naar het beeld van zijn Schepper.” (Colossenzen 3:9-10)
Zo is er bij de Christadelphian geen ruimte voor verkeerd gedrag en verkeerde gevoelens en vermijdt deze verkeerde houding, zoal na-ijver, afgunst, begerigheid, hebzucht, jaloezie, egoïsme, huichelarij, luiheid, minachting, hoogmoed, twistgierigheid, dronkenschap, gulzigheid, dwaasheid, losbandigheid, onreinheid, hoererij, overspel, ontucht, snoeverij, spotternij, en andere slechte eigenschappen. We moeten ons toeleggen op de juiste dingen en die zaken waar gunstig kan worden over gesproken.
We moeten ons houden aan de gulden regel dat wij niets aan een ander zullen doen dat we niet zouden willen dat iemand aan ons zou doen. Voorop moet staan dat we onze naaste beminnen zoals we onszelf beminnen. Buitenstaanders moeten de Broeders herkennen aan de wijze waarop ze Christus volgen en de liefde onder lekaar delen terwijl ze zichzelf aan de waarheid houden en dienst verrichten met loyauteit.
“Hieraan zullen allen erkennen, dat gij mijn leerlingen zijt, wanneer gij elkander liefhebt.” (Johannes 13:35)
“Trekt over dit alles de liefde aan, die de band is van volmaaktheid.” (Colossenzen 3:14)
“Ten slotte, broeders, houdt uw aandacht gevestigd op al wat waar, op al wat edel, rechtvaardig, rein, liefelijk en welgevallig is, op al wat deugd heet en lof verdient.” (Filippenzen 4:8)
“74 Om ons te vergunnen, om zonder vrees, Uit de hand van onze vijanden verlost, 75 Hem te dienen, vroom en rechtschapen, Voor zijn aanschijn al onze dagen.” (Lukas 1:74-75)
“24 gij moet de nieuwen mens aantrekken, die naar Gods beeld is geschapen in ware gerechtigheid en heiligheid. 25 Legt daarom de leugen af en spreekt de waarheid tot de naaste, ieder voor zich; want ledematen zijn we van elkaar.” (Efeziërs 4:24-25)
“… op alle punten strekken we onszelf tot aanbeveling, als dienaren van God: Door het grootste geduld, In verdrukking, nood en benauwdheid;” (2 Corinthiërs 6:4)
“Door prediking der waarheid, En goddelijke kracht; Met de wapenen der gerechtigheid In rechterhand en linkerhand;” (2 Corinthiërs 6:7)
“13 Zeker broeders, gij zijt tot vrijheid geroepen; maar tot geen vrijheid, die een voorwendsel is voor het vlees. Integendeel, dient elkander uit liefde; 14 want de ganse Wet wordt vervuld in één enkel gebod:
« Ge zult uw naaste liefhebben als uzelf. »
15 Maar zo gij elkander bijt en verslindt, ziet dan toe, dat gij niet door elkaar wordt verteerd. 16 Ook zeg ik u: leeft naar de geest, dan zult gij niet de begeerten inwilligen van het vlees. 17 Want het vlees begeert tegen de geest, en de geest tegen het vlees; ze staan vijandig tegenover elkaar, zodat gij niet doet, wat gij zoudt willen. 18 Indien gij u door de geest laat leiden, dan valt gij niet onder de Wet.
19 Welnu, de werken van het vlees zijn bekend:
ontucht, onreinheid en losbandigheid; 20 afgoderij en toverij; vijandschap, twist, afgunst, gramschap, partijzucht, verdeeldheid, scheuring, 21 en nijd; dronkenschap, brasserij en dergelijke;
en ik waarschuw u, zoals ik het ook vroeger deed: wie zo iets doet, zal het koninkrijk Gods niet beërven.” (Galaten 5:13-21)“22 Maar de vrucht van de geest is:
liefde, blijdschap en vrede; lankmoedigheid, welwillendheid en goedhartigheid; betrouwbaarheid, 23 zachtmoedigheid en gematigdheid.
En tegen dit alles is de Wet niet gericht.
24 Welnu, zij die Christus toebehoren, hebben het vlees gekruisigd met zijn driften en begeerten. 25 Zo we leven door de geest, laat ons dan ook handelen naar de geest; 26 niet begerig naar ijdele glorie, elkander niet tartend, elkaar niet benijdend.” (Galaten 5:22-26)
In de gemeenschap van Christadelphians wordt verwacht dat eenieder respect toont voor elkaar en klaar staat voor de ander terwijl er genegenheid wordt vertoond zelfs tot mensen die niet tot de gemeenschap behoren.
“Hij heeft u verkondigd wat goed is, o mens, En wat Jehovah van u verlangt: Niets anders dan recht doen, en barmhartigheid beminnen, Deemoedig zijn jegens uw God!” (Micha 6:8)
“Weest gehoorzaam en onderdanig aan uw leidslieden; want ze waken over uw zielen als mensen, die rekenschap hebben af te leggen. Zorgt er voor, dat ze dit met vreugde kunnen doen en niet met zuchten; want dat zou u niet voordelig zijn.” (Hebreeën 13:17 )
“Partijdigheid is altijd verkeerd: Voor een stuk brood kan iemand een misdrijf begaan.” (Spreuken 28:21)
“Bekleedt u dan, als Gods uitverkoren heiligen en geliefden, met innige barmhartigheid, met goedheid, ootmoed, zachtheid en lankmoedigheid.” (Colossenzen 3:12)
“Maar weest minzaam en hartelijk tegenover elkaar; vergeeft elkaar, gelijk ook God u door Christus vergiffenis heeft geschonken.” (Efeziërs 4:32)
“Maar wanneer gij staat te bidden, en gij iets tegen iemand hebt, vergeeft het dan: opdat uw Vader, die in de hemel is, ook u uw zonden vergeeft.” (Markus 11:25)
“21 Nu kwam Petrus naar hem toe, en sprak: Heer, hoe dikwijls moet ik mijn broeder vergeven, die tegen mij misdoet? Tot zeven keer toe? 22 Jesus zei hem: Niet tot zeven keer toe, zeg Ik u; maar tot zeventig maal zeven keer.” (Mattheüs 18:21-22)
Van een Christadelphian wordt verwacht dat deze een godvruchtig leven zal leiden en dat deze regelmatig de Bijbel zal lezen en bestuderen. Eveneens wordt er verwacht dat de Christadelphian aan het gemeenschapsleven zal deel nemen en regelmatig naar de vergaderingen en diensten van de Broeders zal komen. Bij die bijeenkomsten moet iedereen open voor elkaar staan en elkaar helpen om verder te groeien in het geloof.
“Zeker, de godsvrucht is een krachtige bron van verdiensten, zo ze gepaard gaat met tevredenheid.” (1 Timotheüs 6:6)
“verwaarloost het gemeenschapsleven niet, zoals sommigen plegen te doen; maar vermaant elkander, te meer, daar gij de Dag ziet naderen.” (Hebreeën 10:25)
“Want waar twee of drie vergaderd zijn in mijn Naam, daar ben ik in hun midden.” (Mattheüs 18:20)
“Met nog veel andere woorden legde hij getuigenis af; ook vermaande hij hen, en sprak: Redt u toch uit dit bedorven geslacht.” (Handelingen 2:40)
“Maar de vrucht van de geest is: liefde, blijdschap en vrede; lankmoedigheid, welwillendheid en goedhartigheid; betrouwbaarheid,” (Galaten 5:22 Canis)
“Het ontzag voor Jahweh is de grondslag der wijsheid; Maar ongelovigen lachen om wijsheid en tucht.” (Spreuken 1:7 Canis)
“Het begin van de wijsheid is de vreze van Jahweh, En die haar beoefent, zal helder inzicht bekomen; Voor eeuwig zij Hij geprezen!” (Psalmen 111:10 Canis)
“Maar hoogmoed en trots, een slechte levenswandel, En een wispelturige tong zijn een afschuw voor mij.” (Spreuken 8:13 Canis)
“Heel de aarde moet Jahweh vrezen, Al de bewoners der wereld Hem duchten.” (Psalmen 33:8 Canis)
“Ten slotte: Verheugt u in den Heer, mijn broeders! U nog eens hetzelfde te schrijven, is voor mij geen last en u geeft het zekerheid.” (Filippenzen 3:1 Canis)
“Verblijdt u altijd in den Heer; ik herhaal het: Verblijdt u!” (Filippenzen 4:4 Canis)
+
Voorgaande
++
+++