1 Thessalonicen 4:7 – Kanisa la Christadelphian huko Anderlecht

Nadat er enkele leden gedoopt zijn hebben zij ongedoopten met vragen achter gelaten. Diegenen die de doop hebben ondergaan kunnen zich nu rekenen onder de broeders van Christus. Voor hen heeft Jezus zekerheid gegeven dat zij mogen uitkijken naar een leven zonder einde indien ze verder blijven zoeken naar de waarheid en voortdurend kennis in zich blijven opnemen.

“Dit nu is het eeuwige leven, dat zij U kennen, de enige waarachtige God, en Hem die Gij gezonden hebt, Jezus Christus.” (Johannes 17:3).

Jezus heeft Gods Naam openbaar gemaakt aan de mensen die Jehovah hem gegeven heeft. Ook hier in onze ecclesia vinden we diegenen die het Woord van God mochten aanhoren en voor waar hebben genomen. Ze hebben de woorden van Jezus voor waar genomen, hem erkennende als de vertegenwoordiger van Die Ene Ware God, Jehovah de Allerhoogste.

“7 Nu weten ze, dat al wat Gij mij hebt gegeven, van U afkomstig is. 8 Want ik heb hun de woorden gebracht, die Gij mij hebt gegeven; zij namen ze aan, erkenden naar waarheid, dat ik van U ben uitgegaan, en geloofden, dat Gij mij gezonden hebt.” (Johannes 17:7-8)

Door het doopsel hebben de nieuwe leden zich aan God opgedragen en zijn zij diegenen waarvoor Jezus nu ook bidt en hen ook aan zijn vader overdraagt.

“9 Ik bid voor hen; Ik bid niet voor de wereld, maar voor hen, die Gij mij hebt gegeven, omdat ze de uwe zijn. 10 Al het mijne is het uwe, en het uwe het mijne; Ik ben verheerlijkt in hen.” (Johannes 17:9-10)

Achtergebleven in de wereld hebben de dopelingen zoals de andere broeders en zusters in Christus naast Gods zegen ook Zijn hulp nodig. Ook verwacht Jezus dat zij één zullen zijn zoals hij en zijn hemelse Vader één zijn.

“Voortaan ben ik niet meer in de wereld; maar zij blijven in de wereld, terwijl ik tot U kom. Heilige Vader, bewaar hen in uw naam, die Gij mij hebt gegeven; opdat ze één mogen zijn, zoals Wij.” (Johannes 17:11)

“Ik en de Vader zijn één.” (Johannes 10:30)

Nu zijn er de verbondenen in de ecclesia die één zijn. Maar daar is ook de hoop dat zij die nog niet de stappen hebben ondernomen om gedoopt te worden, door volledige onderdompeling in het zuiverende water, dat dezen mogen aangetrokken worden door het geloof en de verbondenheid van de aanwezige broeders en zusters in Christus. Ook zij hebben de zegen van God nodig en voor hen bidden de gedoopten dat ook zij zullen mogen ‘geheiligd’ of apart geplaatst mogen worden.

“Want God heeft ons niet tot onreinheid geroepen, maar tot heiligheid.” (1 Thessalonicen 4:7)

“Uit kracht van die wil, zijn wij ééns en voor al geheiligd door het Offer van het Lichaam van Jezus Christus.” (Hebreeën 10:10)

Hiertoe denken wij dan ook aan Jezus woorden:

“20 Ik bid niet voor hen alleen, maar ook voor allen, die door hun woord in mij geloven. 21 Mogen ze allen één zijn, gelijk Gij, Vader, het zijt in mij, en ik in U; mogen ze ook één zijn in Ons, opdat de wereld geloof zal hebben dat Gij mij gezonden hebt. 22 En de glorie, die Gij mij hebt gegeven, heb ook ik aan hen gegeven, opdat ze één zouden zijn, gelijk Wij één zijn: 23 Ik in hen, en Gij in mij.
Mogen ze volmaakte eenheid bezitten, opdat de wereld zal erkennen, dat Gij mij hebt gezonden, en dat Gij hen hebt bemind, gelijk Gij mij hebt liefgehad.

24 Vader, ik wil, dat zij, die Gij mij hebt gegeven, met mij mogen zijn, waar ikzelf ben; dat ze mijn heerlijkheid mogen aanschouwen, die Gij mij hebt gegeven, omdat Gij mij hebt liefgehad vóór de grondlegging van de wereld. 25 Gerechte Vader, wel heeft de wereld U niet gekend, maar ik heb U gekend; en zij hebben erkend, dat Gij mij hebt gezonden. 26 Ik heb aan hen uw naam bekend gemaakt, en zal dit blijven doen, opdat de liefde, waarmee Gij mij hebt bemind, in hen moge zijn, en ik in hen.” (Johannes 17:20-26)

Nu zijn er de gedoopten om Jezus verder kenbaar te maken en om diegenen die nog de wereld toebehoren het ware pad te tonen waarbij ze Jezus zullen komen te volgen, zodat zij die de verkeerde weg voorschotelen ontmaskerd zullen worden zodat de ware geïnteresseerden niet tot de dood zullen geleid worden.

“Soms houdt men een weg voor de rechte, Die tenslotte uitloopt op de dood.” (Spreuken 16:25)

“Jezus sprak tot hem: Ik ben de weg, de waarheid en het leven; niemand komt tot de Vader, dan door mij.” (Johannes 14:6)

Het is nu aan de dopelingen om hun familieleden en vrienden de juiste deur te wijzen, zodat ook over hen Gods zegen zal mogen komen en zij een veilige haven zullen weten te vinden.

“Ik ben de deur: zo iemand door mij binnentreedt, zal hij veilig zijn, in- en uitgaan, en weiland vinden.” (Johannes 10:9)

“Door hem hebben we door het geloof toegang verkregen tot deze genade, waarin we vast zijn komen staan; door hem ook roemen we in de hoop op de heerlijkheid van God.” (Romeinen 5:2)

“Want door Hem hebben we beiden toegang tot den Vader in één Geest.” (Efeziërs 2:18)

“ — een nieuwe en levende weg, die hij ons heeft gebaand door het Voorhangsel heen, namelijk dat van zijn vlees,” (Hebreeën 10:20)

Voorgaande