Er waren ook trouwe personen onder de Joden

 

Vandaag is erg vergelijkbaar met vroegere tijden, toen er ook veel mensen waren die niet van God moesten weten.

Ze zijn een opstandig volk, het zijn zonen die de wet van Jehovah niet willen horen. — Jes. 30:9.

Jesaja voorspelde dat Jehovah het volk ellende zou laten meemaken omdat ze niet wilden luisteren (Jes. 30:5, 17; Jer. 25:8-11).

Ze zullen allemaal te schande worden gemaakt door een volk waar ze niets aan hebben,
een volk dat geen hulp of voordeel biedt, alleen maar schaamte en schande.’+ (Jesaja 30:5)

17 Bij de dreiging van één zullen er duizend beven.Bij de dreiging van vijf zullen jullie op de vlucht slaan.Wat er van jullie overblijft is als een mast op een bergtop,als een signaalmast op een heuvel.+ (Jesaja 30:17)

Daarom zegt Jehovah van de legermachten: “‘Omdat jullie mijn woorden niet hebben gehoorzaamd, laat ik alle families van het noorden komen,’+ verklaart Jehovah, ‘samen met koning Nebukadne̱zar* van Babylon, mijn dienaar,+ en ik zal ze op dit land,+ op de inwoners en op al deze omliggende volken+ af sturen. Ik zal die voor de vernietiging bestemmen en veranderen in een schrikbeeld, een aanfluiting en een puinhoop voor altijd. 10 Ik zal een eind maken aan het geluid van feestvreugde en het geluid van blijdschap onder hen,+ aan de stem van de bruidegom en de stem van de bruid,+ aan het geluid van de handmolen en het licht van de lamp. 11 En dit hele land zal in puin worden gelegd en een schrikbeeld worden, en deze volken zullen de koning van Babylon 70 jaar moeten dienen.’”+

12 “Maar wanneer er 70 jaar zijn vervuld,+ zal ik de koning van Babylon en dat volk ter verantwoording roepen* voor hun zonde”,+ verklaart Jehovah, “en ik zal het land van de Chaldeeën voor altijd in een verlaten woestenij veranderen.+ 13 Ik zal alle woorden over dat land brengen die ik ertegen gesproken heb, alles wat in dit boek opgeschreven is, wat Jeremia tegen alle volken heeft geprofeteerd. 14 Want veel volken en grote koningen+ zullen slaven van ze maken,+ en ik zal ze hun daden en het werk van hun eigen handen vergelden.”’+ (Jeremia 25:8-11-14)

En dat gebeurde toen ze door de Babyloniërs als gevangenen werden weggevoerd.
Maar er waren ook trouwe personen onder de Joden. Jesaja vertelde ze dat Jehovah op een dag zijn goedheid zou tonen door ze te laten terugkeren (Jes. 30:18, 19).

18 Maar Jehovah wacht geduldig* tot hij jullie zijn goedheid kan tonen,en hij zal opstaan om barmhartig voor jullie te zijn.+ Want Jehovah is een God van recht.+ Gelukkig zijn degenen die hem blijven verwachten.*+

19 Wanneer het volk in Sion, in Jeruzalem, woont,+ zul je beslist niet huilen.+ Hij zal je juist zijn goedheid tonen als hij je hulpgeroep hoort. Zodra hij het hoort, zal hij je antwoorden.+ (Jesaja 30:18-19)

En dat is precies wat er gebeurde. Jehovah maakte een eind aan hun ballingschap. Maar hun bevrijding zou niet meteen komen. Jesaja zei:

‘Jehovah wacht geduldig tot hij jullie zijn goedheid kan tonen.’

Daaruit bleek dat er tijd voorbij zou gaan voordat trouwe personen gered zouden worden. De Israëlieten brachten uiteindelijk 70 jaar in Babylon door voordat een overblijfsel mocht terugkeren naar Jeruzalem (Jes. 10:21; Jer. 29:10).

21 Alleen een overblijfsel, het overblijfsel van Jakob, zal terugkomen bij de Sterke God.+

22 Israël, ook al is je volk zo talrijk als de zandkorrels aan de zee, alleen een overblijfsel van hen zal terugkomen.+

Er is besloten te vernietigen,+ en gerechtigheid* zal hen overspoelen.+

23 Want het besluit van de Soevereine Heer, Jehovah van de legermachten, om te vernietigen, zal in het hele land worden uitgevoerd.+ (Jesaja 10:21-23)

10 ‘Want dit zegt Jehovah: “Wanneer er 70 jaar in Babylon zijn vervuld, zal ik aandacht voor jullie hebben+ en mijn belofte nakomen door jullie naar deze plaats terug te brengen.”+

11 “Want ik weet heel goed wat ik voor jullie in gedachten heb,” verklaart Jehovah, “vrede en geen ellende,+ om jullie een toekomst en een hoop+ te geven. 12 En jullie zullen me aanroepen, bij me komen en tot me bidden, en ik zal naar jullie luisteren.”+

13 “Jullie zullen me zoeken en me vinden,+ want jullie zullen me met je hele hart zoeken.+ 14 En ik zal me door jullie laten vinden”,+ verklaart Jehovah. “Ik zal jullie uit gevangenschap terugbrengen en jullie verzamelen uit alle volken en plaatsen waarheen ik jullie verstrooid heb”,+ verklaart Jehovah. “En ik zal jullie terugbrengen naar de plaats waaruit ik jullie in ballingschap heb laten gaan.”+ (Jeremia 29:10-14)

De tranen van verdriet veranderden in tranen van vreugde toen ze eenmaal terug waren in hun eigen land.

There were also loyal persons among the Jews

Today is very similar to earlier times, when there were also many people who did not want to know about God.

They are a rebellious people, . . . who are unwilling to hear the law of Jehovah.​—Isa. 30:9.

Because the people refused to listen, Isaiah foretold that Jehovah would allow them to suffer calamity. (Isa. 30:5, 17; Jer. 25:8-11)

 They will all be put to shame By a people who can bring no benefit to them, Who offer no help and no benefit, Only shame and disgrace.”+ (Isaiah 30:5)

17 A thousand will tremble at the threat of one;At the threat of five you will flee Until what is left of you is like a mast on the top of a mountain, Like a signal pole on a hill.+ (Isaiah 30:17)

“Therefore this is what Jehovah of armies says, ‘“Because you would not obey my words, I am sending for all the families of the north,”+ declares Jehovah, “sending for King Neb·u·chad·nezʹzar* of Babylon, my servant,+ and I will bring them against this land+ and against its inhabitants and against all these surrounding nations.+ I will devote them to destruction and make them an object of horror and something to whistle at and a perpetual ruin. 10 I will put an end to the sound of exultation and the sound of rejoicing from them,+ the voice of the bridegroom and the voice of the bride,+ the sound of the hand mill and the light of the lamp. 11 And all this land will be reduced to ruins and will become an object of horror, and these nations will have to serve the king of Babylon for 70 years.”’+

12 “‘But when 70 years have been fulfilled,+ I will call to account* the king of Babylon and that nation for their error,’+ declares Jehovah, ‘and I will make the land of the Chal·deʹans a desolate wasteland for all time.+ 13 I will bring on that land all my words that I have spoken against it, all that is written in this book that Jeremiah has prophesied against all the nations. 14 For many nations and great kings+ will make slaves of them,+ and I will repay them according to their deeds and the work of their own hands.’”+

(Jeremia 25:8-11, 12-14)

And, indeed, they were taken into captivity by the Babylonians. However, there were some faithful ones among the Jews, and Isaiah told them that one day Jehovah would restore them to favour. (Isa. 30:18, 19)

18 But Jehovah is waiting patiently* to show you favor,And he will rise up to show you mercy.For Jehovah is a God of justice.+

Happy are all those keeping in expectation of* him.+

19 When the people dwell in Zion, in Jerusalem,+ you will by no means weep.+ He will surely show you favor at the sound of your cry for help; he will answer you as soon as he hears it.+ (Isaiah 30:18-19)

And that is exactly what happened. Jehovah brought an end to their captivity. However, their deliverance would not come right away. The statement

“Jehovah is waiting patiently to show you favor”

indicated that some time would pass before the faithful ones would be rescued. In fact, the Israelites spent 70 years in exile in Babylon before a remnant was allowed to return to Jerusalem. (Isa. 10:21; Jer. 29:10)

21 Only a remnant will return, The remnant of Jacob, to the Mighty God.

22 For though your people, O Israel, Are as the grains of sand of the sea, Only a remnant of them will return.+

An extermination has been decided on,+ And justice* will engulf them.+ (Isaiah 10:21-22)

10 “For this is what Jehovah says, ‘When 70 years at Babylon are fulfilled, I will turn my attention to you,+ and I will make good my promise by bringing you back to this place.’+

11 “‘For I well know the thoughts that I am thinking toward you,’ declares Jehovah, ‘thoughts of peace, and not of calamity,+ to give you a future and a hope.+ 12 And you will call me and come and pray to me, and I will listen to you.’+

13 “‘You will seek me and find me,+ for you will search for me with all your heart.+ 14 And I will let you find me,’+ declares Jehovah. ‘And I will gather your captives and collect you together out of all the nations and places to which I have dispersed you,’+ declares Jehovah. ‘And I will bring you back to the place from which I caused you to go into exile.’+ (Jeremiah 29:10-14)

Once the people were back in their homeland, the tears of sorrow were replaced by tears of joy.